Op een grijze, natte, koude middag trekken we naar het Brabantse land. Het is niet de elfde van de elfde, maar de twaalfde van de twaalfde, dus met carnaval heeft het niets van doen. Nee, wij nemen een kijkje in een kas. Daar is het warm en licht en goed en het staat vol met basilicum. Ik krijg spontaan trek in pasta pesto.
Hoe vaak ik al de vraag heb gekregen of de kamille die wij telen wordt gebruikt om thee te maken? Ontelbare keren. Soms sla ik mezelf voor mijn hoofd dat ik niet vastgehouden heb aan de naam matricaria voor onze bloemen. Alhoewel, de glazige blikken die je dan terug krijgt zijn ook niet op de vingers van een hand te tellen. ‘Matriwatte?’ En tanacetum maakt het al niet veel beter. Dus ik neem ze maar voor lief, die theevragen. Het is tenslotte weer eens wat anders dan geijkte Pickwickvragen als ‘Waar ben jij het meest trots op?’ of ‘Welk goede voornemen heb jij ieder jaar opnieuw?’
Kijkend naar de basilicum besef ik opeens dat er buiten de sier- en groenteteelt nog heel wat anders valt te kweken in kassen. Daar sta je niet dikwijls bij stil als je in het Oostland vertoeft. Maar we worden in een paar uur helemaal bijgepraat over hoe belangrijk de kruidenteelt is voor bijvoorbeeld de Nederlandse retail. En we komen onder de indruk van de planning die de teelt van basilicum met zich meebrengt. Kleine plantjes die opgroeien in stellingen onder LED-licht, daarna in de kas in het water worden gezet, vijf weken lang groeien en langzaam verplaatsen naar de overkant van het vak om daar tenslotte te worden geoogst.