Ik zie een duponcheliamotje door de kas fladderen en ga er eens goed voor staan. Schichtig schiet het van hot naar her. Het ontwijkt rakelings een dichtklappend blaadje. Geschrokken gaat ze op een bloemetje zitten om even op adem te komen. HAP! Ai, dat wás een duponcheliamotje.
Vlak voordat we op vakantie gingen deden we nog even een rondje onkruid wieden in onze tuin bij het huis. Het is de natuur hè, die kun je niet z’n gang laten gaan. Voor je het weet staat er een bos, zeker met dat groeizame weer van juli en augustus. Om maar niet de stikstofneerslag te noemen, dat geeft haast meer voeding dan ammoniumnitraat. Nee, wij hebben ons werk er wel aan. Maar dat geeft niet, het houdt je van de straat. En mijn vrouw vindt dat het lekker opknapt, die schoongewiede borders.
Echter, deze keer hield ik toch wat meer lege stukken over. Een paar struikjes zaten zo onder het zevenblad dat ik ze rigoureus heb verwijderd. Weg ermee. Met wortel en tak uitgeroeid. Maar wat nu? Want iedere tuinder weet dat grond kaal laten liggen vraagt om nog meer onkruid. Nu hadden we net die week flink wat matricariaplanten over, dus je raadt het al: volpoten! En zo had ik buiten de kas ook kamille staan.