Tuinbouw en Uitgangsmaterialen, waar de sierteelt een groot aandeel in heeft, is in 2011 aangewezen als een van de tien topsectoren. Het is immers een economische activiteit waarmee Nederland wereldwijd voorop loopt en waarmee het de concurrentieslag met het buitenland moet aangaan. Maar wat is nog de meerwaarde van het predikaat topsector, nu bedrijven zuchten onder hoge energiekosten en tegenstrijdige regelgeving?
In het huidige coalitieakkoord wordt de glastuinbouw omschreven als een ’bedrijfstak met veel potentie om koploper te zijn in energiezuinige en circulaire productie van hoogwaardige producten.’ Dergelijke woorden waren ook te horen bij de ondertekening van het energieconvenant tussen het kabinet, Glastuinbouw Nederland en de Greenports, eind november. Ministers Adema (LNV), Jetten (Klimaat) en staatssecretaris Van Rij (Financiën) roemden de ondernemersgeest en de innovatiekracht van de sector.
Maar sinds de energiecrisis zijn er ook vaker kritische geluiden te horen. De glastuinbouw gebruikt veel aardgas, zo’n 6 tot 7% van het verbruik in Nederland. Zeker nu veel mensen de energiecrisis direct in hun portemonnee voelen, worden ze kritischer op een bedrijfstak die veel gas verbruikt. Sommige politieke partijen, zoals de Partij voor de Dieren en GroenLinks, willen openlijk af van de sierteelt. Beide partijen hebben afgelopen voorjaar in een motie opgeroepen om geen fossiele brandstoffen meer naar de sierteelt te laten gaan. Volgens hen is dit een energieslurpende sector. Een overgrote Kamermeerderheid verwierp de moties en erkende zo het belang van een sterke sierteelt in Nederland.