Mijn zoon komt aanrijden. Het is bijna etenstijd. Ik beduid hem dat er twee emmertjes korte matricaria mee moeten naar de andere tuin. Hij steekt achteruit, achterklep open, emmers erin, klep weer dicht. Snel, want het regent. Als hij uitstapt weet ik al wat hij gaat zeggen. ‘Wat een schijtweer!’
Het is goed voor de tuin, het meeste valt ernaast, het wordt al lichter, buitje voor het stof, geen last van stuifmeel. Zomaar wat voordelen van het weer van de afgelopen tijd. Maar jongens, wat is er een hoop gevallen… Al blijf ik zeggen dat het een geluk is dat het geen sneeuw is, want dan wist je helemaal niet meer waar je het moest zoeken. Je kasdek, brrr.
Voor mijn zwager viel het wel als sneeuw. Hij zat met de Kerst met zijn gezin in de bergen op wintersport en net voordat ze aankwamen was er een verse laag gevallen. De bofkonten. Dat laatste geldt ook voor Duitsers en Nederlanders in het stroomgebied van de grote rivieren, want dat witte spul houdt de boel nog een beetje op. Hopelijk tot in de zomer, zodat er ook in tijden van droogte nog wat vers water deze kant opkomt.