Ecochar is een restproduct van mestvergassing, dat door zijn stabiliteit mogelijk geschikt is om het organische stofgehalte in zandgronden te verhogen. WUR Glastuinbouw is een onderzoek begonnen naar de bruikbaarheid. Ook enkele telers doen er ervaring mee op. ’Met de toegestane hoeveelheden compost en stalmest lukt het niet meer om het organische stofgehalte op peil te houden.’
Oorspronkelijk heeft machinebouwer Mavitec in Heerhugowaard niets met meststoffen te maken. Het bedrijf verkoopt installaties voor de verwerking van dierlijke producten. Van bijvoorbeeld kippen blijft 30% over aan bijproducten, die kunnen worden omgezet naar andere producten zoals verenmeel en bloedmeel. „Voor die processen is energie nodig”, zegt Hendrik Hijlkema, directeur Environmental bij het bedrijf. „Zo zijn we gaan nadenken over duurzame energiebronnen. Mest van varkens, koeien en kippen leent zich goed voor vergassing. Er waren nog geen grote installaties die droge mest omzetten in energie, dus hebben we die zelf ontworpen.”
Wat overblijft na het vergassen van de mest is Ecochar, die als bodemverbeteraar kan worden gebruikt. Het is in feite een vorm van biochar, maar dat bestaat meestal uit de resten van houtvergassing. Door verhitting ontstaan kristallijne koolstofstructuren die op steenkool lijken. Bacteriën doen er tientallen jaren over om deze af te breken. Ook worden elementen goed gebonden door de complexe structuur. Het materiaal heeft een steriele basis, anders dan organische mest.