‘Waar is dat voor?’ Op de achterbank zitten drie kleindochters in de leeftijd van een tot vijf jaar. We hebben de oudste net van school gehaald en zijn op weg naar Burgh-Haamstede. Daar hebben we voor een weekend een groot huis gehuurd. Hun papa en mama en onze andere kinderen komen wat later richting Zeeland.
‘Dat’ is een heel hoge schoorsteen met een grote vlam erboven. We rijden namelijk langs het Botlekgebied. Volgens mijn vrouw het lelijkste stukje Nederland. Zover het oog reikt grote terminals vol met… Ja, met wat eigenlijk? Olie? Chemische verbindingen? Van boven moet dit eruit zien als de binnenkant van een reusachtige transistorradio. Van de zijkant lijkt het op een geschikte locatie voor Wie is de Mol. Oude fabrieken waar je bloedstollende opdrachten moet zien te klaren binnen drie kwartier. Eén verschil: Hier roken de schoorstenen nog wel volop.
Ik leg uit dat ze in die pijpen gas verbranden dat over is en dat dat affakkelen heet. Je moet dat toch een keer voor het eerst horen. Hoe oud was ik toen ik het woord leerde? Geen idee. Terwijl we verder rijden bedenk ik wat een verschil er toch is tussen hier in de petrochemie werken of thuis, tussen de bloemen. En wat nu slechter is voor het milieu. Ik weet het wel, maar het is niet eerlijk om dit te denken. Sowieso komen veel gewasbeschermingsmiddelen (gif zo u wilt) uit de chemische industrie. En waar zouden we zijn zonder de uitvinding van plastics en piepschuim?