In Nederland wordt geëxperimenteerd met veenvervangende substraten, maar op redelijk kleine schaal. Wat de ideale veenvervanger is, verschilt per teelt en bedrijf. Er is geen kant-en-klaarrecept voor te geven. In dit artikel enkele aandachtspunten en praktijkervaringen met veenvervangers.
Veenvervangers bevatten een mix van houtvezel, kokos, rijstkaf en bark, met soms een aanvulling van compost. In de meeste gevallen zijn het fijne fracties. Dat is positief, want de bufferende capaciteit van zo’n mengsel is vaak lager dan van veen. Volgens Martijn Gevers, adviseur pot- en perkplanten bij Delphy, kiezen de meeste potplantentelers die aan de slag gaan met veenvervangers momenteel voor houtvezel. Doorgaans wordt maximaal 10 tot 20% van de hoeveelheid veen in het substraatmengsel vervangen door deze grondstof. „Het voordeel van houtvezel is dat dit een restproduct is en daardoor vrij goedkoop. Daarbij geeft deze grondstof het substraatmengsel voldoende structuur. Aandachtspunt is wel dat de kwaliteit van houtvezel varieert en niet altijd optimaal is. 20% houtvezel in een mengsel is daarom meestal de limiet.”