Het is een ruim begrip, bodembedekker. Om tot de groep te behoren, moet een plant een goed gesloten bedekking vormen die onkruidgroei en uitdroging van de bodem zoveel mogelijk worden tegengaat. Wie met dat gegeven met vakgenoten over bodembedekkende vaste planten spreekt, komt verrassend veel bruikbaars tegen. Veel meer dan de alom bekende Vinca, Waldsteinia en Pachysandra.
Wie denkt het sortiment bodembedekkers te kennen, moet eens een rondje met Peter Heutinck door de showtuin rondom zijn woning en bedrijf lopen. Kwekerij Heutinck levert rond de 6.000 verschillende vaste planten, dus hier zijn meer bodembedekkers te vinden dan het bekende trio Vinca, Waldsteinia en Pachysandra. Zo knielt hij al snel neer bij een plakkaat Packera aurea, een aster-achtige uit het oosten van Noord-Amerika. “Ik ben deze nog aan het ontdekken, door deze plant te gaan kweken merk ik vanzelf de voors en tegens.” Verder lopend wijst hij op meer bodembedekkers, veel meer. Vinca balcanica (V. minor x V. major) prijst hij vanwege de zeer donkerblauwe bloemen, Soleirolia soleirolii klimt langs een trap tegen wat rotblokken op – “dit slaapkamergeluk trotseert hier tot -14°C” – en bij Mukdenia rossii prijst hij de kleine witte bloemen, het decoratieve blad en de herfstverkleuring van het blad. “Geschikt voor kleine tuinen omdat hij langzaam groeit.”
Ook over de drie verschillende Chrysoplenium is hij nog aan het leren, maar hij ziet ze in de toekomst zeker meer richting de steeds populairdere ecologische tuinen gaan. En de al jaren op bescheiden schaal gekweekte Chrysogonum virginianum adviseert hij maar al te graag vanwege de zeer lange bloeitijd. “Zijn grootste charme: in de tuin groeit hij makkelijk, maar niet agressief. In Duitsland wordt deze plant al veel meer gewaardeerd.” Tanacetum haradjanii is met zijn grijze blad geschikt voor zonnige, droge plekken – “een van de mooiste grijsbladigen” – en Centaurea bella vindt hij zeker niet de mooiste grijsbladige, maar ook deze is goed droogtebestendig. Als veelbelovende toekomstplanten noemt hij de witbloeiende Pachyphragma macrophyllum en de rankenvormende Buglossoides purpurocaerulea. “De laatste is goed voor droog en schaduw, met gentiaanblauwe bloemen.”