Terwijl mijn vrouw de snoeischaar hanteert stopt er een auto van het Hoogheemraadschap op de werft. ‘Woont u hier?’ ‘Nee,’ zegt ze, ‘ik ben de tuinman.’ De uitstappende man heeft door dat het een grapje is, wijst naar de sloot en vraagt: ‘Wie heeft die kant zo afgewerkt? Dat ziet er niet uit! Daar zijn we niet blij mee.’
Na de brand achter ons bedrijf is er flink wat in beweging gezet. Zo gaat het vaak. Meestal moet er eerst een kalf verdrinken eer de put wordt gedempt. Dat neem ik niemand kwalijk, zo gaat het bij ons mensen. Zo’n gezegde ontstaat niet uit het niets.
Het is ons, tuinders in het buitengebied van Bleiswijk, al langer een doorn in het oog. De verrommeling van tuinderswegen. Oude glastuinbouwbedrijven die in andere handen overgaan en waar na verloop van tijd niet meer in wordt geteeld. Gevolg is overlast van toenemend verkeer omdat er bijvoorbeeld een opslagplaats van een online veiling wordt gehuisvest. Of een kas komt vol te staan met zeecontainers die op hun beurt weer worden verhuurd aan particulieren. Niemand die weet wat er gebeurt.