Ik verlaat het kantoor van de veilingmeesters en ga de trap op naar de galerij. Het is donderdagmorgen even na zessen, het veilen is begonnen. Ik werp een blik op de tribune. Het is er donker en stil. De klok staat uit. Geen opstekers te zien. Het veilen gebeurt virtueel, weggestopt in kantoortjes en dealingrooms. Even moet ik slikken. Dit is dus ook de vooruitgang.
Ik heb nog de beelden op mijn netvlies van Beursplein 5 van vroeger. Hectiek op de vloer als er in de financiële wereld iets gebeurde. Hoekmannen met drie, vier telefoons aan hun oren, wijzend en schreeuwend in het luchtledige. Indrukwekkend. Daar gebeurde het.
Als kleine jongen ging ik met broers mee naar de veiling op zaterdagmorgen of in vakanties. Met de vrachtwagen eerst die grote hal in, een plaatsje zoeken waar de bloemen konden worden ingepakt. Daarna een bakkie in het restaurant van de CCWS waar ik een gulden in de flipperkast gooide. Vervolgens werd de tribune opgezocht. De onderlinge begroetingen, de grappen over en weer, de mannenwereld. Er werden trays met koffie gehaald en uitgedeeld. Lege plastic bekertjes die onder de voeten naar beneden gleden om daar ooit ergens weer te worden opgeruimd.