Er zijn meer dan 200 parameters die je in een kas kunt meten. Het is dus een kwestie van de juiste keuzes maken en, meer nog, weten wat je met de data wil. Maar ook een beperkt aantal parameters levert al een enorme berg op aan gegevens, die ook nog eens onderling verband houden. Bij het verwerken van al die data wordt de hulp van kunstmatige intelligentie stilaan onmisbaar. Zo komt het autonome telen met rasse schreden dichterbij.
Jos Balendonck van Wageningen UR heeft er ooit een lijstje van bijgehouden: wat wordt er zoal gemeten in een kas? De onderzoeker kwam op 200 parameters, en dat waren ze niet eens allemaal. Op de lijst staan, naast de bekende klimaatgegevens, ook factoren die telers interessant vinden maar die niet rechtstreeks te meten zijn, zoals de generativiteit of de huidmondjesopening. „Daarvoor moet je dus andere parameters verzamelen en daar modelberekeningen op loslaten”, zegt Balendonck.
Het uitgebreid monitoren in de kas is een jaar of twintig geleden begonnen met de Growwatch, die meer dan tien parameters aan de plant kon meten. Stengeldikte, PAR-licht, uitstraling, CO2 en chlorofylfluorescentie, om er een paar te noemen. Telers die het apparaat op proef hadden staan, deden er vaak weinig mee. Ze wisten niet goed wat ze met de data aan moesten. De Growwatch was zijn tijd ver vooruit. Er zijn nog steeds veredelaars die er naar tevredenheid mee werken.