De waterschappen pleiten bij het jaarlijkse commissiedebat Water in de Tweede Kamer op 6 maart voor verschillende maatregelen om de waterkwaliteit te verbeteren. Eén daarvan is een strenger toelatingsbeleid voor stoffen.
Verder vinden de waterschappen dat er duidelijke normen voor stoffen moeten komen zodat bedrijven en vergunningverleners beter weten waar ze aan toe zijn. Ook moet er meer geïnvesteerd worden in toezicht en handhaving tegen giflozingen. De schappen pleiten ook voor een landbouwbeleid dat aansluit bij de KRW-doelen. Deze aandachtspunten brengen de waterschappen in in het jaarlijkse commissiedebat Water in de Tweede Kamer op 6 maart. Zelf investeren de waterschappen onder andere in extra zuiveringsstappen voor medicijnresten en andere schadelijke stoffen bij de zuiveringsinstallaties.
Samenwerking noodzakelijk
De waterschappen geven aan dat ze de uitdagingen om de waterkwaliteit te verbeteren niet alleen kunnen aanpakken. ‘Samenwerking met landbouw, industrie, inwoners en het Rijk is essentieel om waterveiligheid en -kwaliteit te waarborgen.’ Wat betreft het gewasbeschermingsmiddelengebruik in de land- en tuinbouw streven de waterschappen naar bedrijven die in 2030 ‘in evenwicht zijn met de omgeving en kringlopen zoveel mogelijk hebben gesloten’. De waterschappen vinden dat ‘Waterbewust ondernemen’ onderdeel is van de goede landbouwpraktijk en dat houdt in nauwelijks emissies van schadelijke stoffen, zoals gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen, naar het oppervlaktewater.
Meer informatie over de standpunten van de Unie van Waterschappen over de waterkwaliteit is te vinden op de site van de Unie van Waterschappen.