De bodemtemperatuur kan de komende 30 jaar met nog eens 1.5°C toenemen en kan daarmee in 2050 gemiddeld zo’n 3°C hoger liggen ten opzichte van 1980. Dit hebben onderzoekers van Wageningen Environmental Research berekend in een onderzoek naar de opwarming van de bodem en de gevolgen voor de natuur.
Een eerdere studie liet zien dat de bodemtemperatuur in het agrarisch landelijk gebied de afgelopen 40 jaar gemiddeld al met 1.5 °C is toegenomen. Dit komt door de stijgende luchttemperatuur. Immers warmte wordt voor een deel opgeslagen in de bodem.
Zelfversterkend effect
De wetenschappers stellen in het onderzoek dat een afwisselender inrichting van het landschap verdere stijging van de bodemtemperatuur kan verminderen. Vegetatie heeft een grote invloed op de mate waarin de bodem opwarmt. Kale gronden warmen namelijk sneller op. Zo kan op een weinig begroeide bodem de gemiddelde bodemtemperatuur 30% sneller oplopen dan de luchttemperatuur. Hierdoor droogt de bodem verder uit en ontstaat er zelfversterkend effect, met nog meer temperatuurstijging tot gevolg. Dat effect gebeurt al in steden waar zogenaamde hitte-eilanden ontstaan als gevolg van de vele kale oppervlaktes.
Grotere afwisseling landschap
Om verdere bodemtemperatuurstijging te verminderen, is het dus belangrijk dat de bodem beter bedekt blijft. Volgens de onderzoekers kan dat bereikt worden met een grotere afwisseling in het landschap, zoals heggen, hooilanden en bosjes. Een landschap met zowel zonnige als schaduwrijke plekken zal droogten en hoge bodemtemperaturen veel beter kunnen weerstaan dan grasland, en zeker dan kale akkers, stellen ze.
Effect landbouw onderzoeken
Guido Bakema, bodemonderzoeker bij Wageningen Environmental Research: “Het onderzoek heeft zich vooral gericht op de invloed op natuurontwikkeling. Maar ook in de landbouw zijn er belangrijke gevolgen van de stijging van bodemtemperatuur te verwachten, omdat dat een directe invloed heeft op de kieming en groei van gewassen. Meer onderzoek is nodig naar de interactie tussen gewas, bodemtemperatuur en vochtcondities, om de gevolgen van klimaatverandering op agrarische productie beter te begrijpen en daarop te kunnen anticiperen.”