Het mooie aan de land- en tuinbouw vind ik dat je bezig bent om iets moois te maken waar consumenten van kunnen genieten. Of dit nu voor op het bord, de fruitschaal, de vensterbank of de bloemenvaas is. Een sector waar gepassioneerde ondernemers elke dag bezig zijn om gewaardeerde producten te maken. En er wordt natuurlijk nog veel meer van waarde gemaakt in deze sectoren, zoals elektriciteit voor het net, restwarmte om huizen te verwarmen, de landschappelijke waarde van tulpenvelden of koeien in de wei, wandelpaden over het grasland, mooie uitzichten bij het fietsen, het in gebruik geven van schuren voor corso- en carnavalswagens en noem maar op.
Natuurlijk weten we ook dat het maken van deze mooie producten en diensten kan zorgen voor negatieve effecten. Er zijn emissies naar water, lucht, en bodem van bemesting of gewasbescherming. In de gesloten kasteelten is dit beter te beheersen dan in open teelten of een ligboxenstal. Maar ze zijn er wel en deze moeten links- of rechtsom voorkomen of opgevangen worden. Deze milieueffecten komen ten laste van onze omgeving en de kosten om deze te verminderen worden nu vaak betaald uit de algemene middelen (Rijk, provincie, gemeente, waterschappen). De vervuiler betaalt lang niet altijd deze kosten, ook al omdat die ze vaak niet kan betalen uit de prijs van het mooie product of de dienst die door hem of haar is geleverd. Gaat hier wat veranderen?
De rekening voor deze effecten gaat steeds vaker wél op het erf van de producent vallen. Als je deze situatie goed bekijkt, is dit de rekening voor de verduurzaming van de land- en tuinbouw. Maar als de rekening voor de negatieve effecten bij je neervalt, wil je ook voor de positieve nevenopbrengsten van je product of dienst betaald krijgen toch? In dit ogenschijnlijke simpele voorbeeld is hiermee de betekenis van ‘True Value’ uitgelegd: De totstandkoming van een eerlijke prijs voor alle bijgeleverde opbrengsten én bijgeleverde kosten. Dat saldo is jouw mogelijkheid om te kunnen verduurzamen.
Je merkt dat er steeds meer over True Value wordt gesproken als een oplossing om verduurzaming versneld te krijgen. Om dat te realiseren is een gelijk speelveld tussen aanbieders op duurzaamheid de basisvoorwaarde. Maar zover zijn we nog niet. Zolang er geconcurreerd wordt op labels en certificaten zijn we er nog niet. Wie is in staat deze meerkosten én meeropbrengsten van zijn (eind-) afnemers te ontvangen? De aanzet van On the Way to Planetproof, waarbij supermarkten een duurzaamheidsvergoeding betalen voor bewezen extra inspanning, is een eerste stap. Verder zie ik het echter nog niet. De angst om als eerste door de consument afgerekend te worden, is enorm. Een Duitse discounter zei eens tegen mij: „Ik zou morgen om willen, als iedereen het doet. Dan krijgen we een eerlijk speelveld en bereiken we dat de consument alle kosten en baten van het product voor zijn rekening neemt. Dit stelt mij als supermarkt in staat om alleen nog maar te hoeven concurreren op het duurzame assortiment dat ik in mijn schappen heb liggen. Des te duurzamer, des te hoger de waarde”.
We zijn er dus nog niet om True Value morgen te implementeren. Maar wie zet de eerste stap? De supermarkt, de handel, de teler? Zolang iedereen elkaar blijft aankijken, gaat het niet gebeuren. Dus gaat het erom de eerste stap te durven zetten. Doe jij dat in het volgende gesprek met je afnemer? En nee, het is niet eenvoudig, het zal moed vragen om door te blijven zetten. Maar het goede nieuws is dat het gesprek over True Value op gang is gekomen en blijft doorgaan. Iedere keer dat jij het ter sprake brengt, ben je een stap dichterbij om de echte waarde voor je producten en diensten te ontvangen waarmee je in staat bent jouw negatieve impact op de omgeving sneller naar beneden te krijgen. Dat lijkt me wel het beste aan True Value.