We gingen naar de Arena om Ajax te zien. Het zou zo maar het begin kunnen zijn van een gedicht met pretenties. Laat ik alvast maar verklappen: Dat is het niet. Min of meer gedwongen door omstandigheden ging ik mee naar Amsterdam met twee zoons en een schoonzoon. Een derde zoon had namelijk nog te kampen met de naweeën van een griepje, en er was betaald voor vier kaarten dus offerde ik me op.
Toen ik 15 jaar was had ik met een klasgenoot bekokstoofd dat we naar Ajax-Tottenham Hotspur zouden gaan in het Olympisch Stadion. We schrijven september 1981 en het ging om de eerste ronde in de Europa Cup 2. Daarin speelden, zoals iedereen wel weet, de winnaars van de bekercompetities. Bij Ajax spelers als Jesper Olsen, Søren Lerby en Peter Boeve, bij de Spurs Glenn Hoddle en Osvaldo Ardiles. Er was één probleem, mijn pa vond het niet zo’n goed idee. ‘Zorg er eerst maar eens voor dat je geen tussenrapport hebt!’ Zoals altijd had hij groot gelijk. ‘We’ verloren met 1-3.
Dat ging door mijn hoofd toen ik door mijn jongste werd gebeld dat ik wel mee móest. Ik stond namelijk niet te springen. Een jaar of acht geleden zat ik ook in de Arena en toen verloren ze van het Noorse Rosenborg BK. Uitgeschakeld in de voorronde van de Europa League. ‘De laatste keer dat ik geweest ben,’ zei ik daarna.