Syringa hyacinthiflora ‘Necker’, uit de olijffamilie (Oleaceae), wordt gekenmerkt door lange stelen en geurende bloemen. Van nature komen seringen voor van wit tot donkerpaars. Veel van de gekweekte varianten zijn geïntroduceerd door de Franse kweker Victor Lemoine vanwege de populariteit in de zestiende eeuw in Frankrijk.
Van oorsprong komen seringen uit Zuidoost-Europa. In 1560 is de plant van Constantinopel naar Wenen gebracht, waarna ze aan het einde van de zestiende eeuw in Frankrijk veel veredeld werden. In Nederland worden de snijbloemen van oudsher geteeld in Aalsmeer. De planten worden in het najaar van de akkers gehaald en per boot naar een verwarmde kas vervoerd. Door de flinke stijging van de temperatuur lopen de bloemknoppen uit en komen ze in bloei. Na de oogst maken de planten een bootreis terug naar de akker waar ze twee jaar later weer opgegraven worden voor de bloemtakken. In het jaar tussen de bloemproducties worden de planten op de akker alleen gesnoeid.