Naarmate grondstoffen en bouwmaterialen in prijs stijgen, worden biobased producten interessanter. In het Living Lab in Bleiswijk zoekt men naar toepassingen voor reststromen van stengels en blad uit de glastuinbouw. Aan mogelijkheden is geen gebrek; aan biomassa ook niet. Alleen al in Zuid-Holland gaat het om 170.000 ton organische reststromen. Bloemisterij nam een kijkje bij het productieproces van plantenresten tot vliegtuigstoel.
Veel planten uit de glastuinbouw eindigen hun leven op het terrein van groenrecyclingbedrijf Dijkshoorn in Bleiswijk. Hier wordt een groot deel van de ingezamelde biomassa gecomposteerd, maar er wordt ook gezocht naar manieren om er een hogere waarde aan toe te voegen. In een hoek van het terrein is sinds een jaar het Living Lab van Stichting Innovatie Glastuinbouw Nederland (SIGN) gevestigd, waar een internationaal gezelschap van onderzoekers en designers zoekt naar verschillende bestemmingen voor de reststromen. Om een paar voorbeelden te noemen: sap met kalirijke meststoffen, papier van rozenblaadjes, een tafel van geperste paprikasnippers, een bouwplaat van chrysantenresten of houtskool in potgrond. Als een toepassing kansen biedt, kan Dijkshoorn het op grotere schaal produceren.
Carbon-credits
Er worden al meer dan tien jaar pogingen gedaan om reststromen uit de glastuinbouw te verwaarden. Dat is nooit echt van de grond gekomen bij gebrek aan vraag. „De laatste tijd echter hebben grondstoffen en isolatiematerialen uit reststromen de markt mee”, zegt Peter Oei, programmamanager van Sign. „Door schaarste zijn grondstoffen fors in prijs gestegen. En dat niet alleen, ook de CO2-emissierechten zijn duurder geworden en tikken mee in de grondstoffenprijzen. Daarmee wordt de positie van biobased materialen concurrerender. Op dit moment moet een teler nog betalen om zijn reststromen af te voeren, maar het is de bedoeling dat hij daar straks geld voor krijgt.”