Waterkwaliteit ligt onder een maatschappelijk en politiek vergrootglas, vooral als het gaat om de emissie van gewasbeschermingsmiddelen. In het Westland kopten media recentelijk dat het oppervlaktewater daar nog steeds ‘het smerigst van heel Nederland’ is. Meer controles, hogere heffingen en stevigere sancties dreigen voor tuinders. Ook in de bollenteeltgebieden worden normen nog overschreden. De sector beweegt in de goede richting, maar staat ook voor een grote opgave.
Al in 2023 moet volgens de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst het aantal overschrijdingen van waterkwaliteitsnormen voor gewasbeschermingsmiddelen met 90 procent zijn verminderd ten opzichte van 2013. En in 2027 moeten de doelen uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn behaald. Om in bollentermen te blijven: nog maar vijf keer planten. “De tijd dringt”, beaamt Colja Corts, beleidsmedewerker Bodem, Water en Mineralen bij de KAVB. Hij denkt dan ook dat richtlijnen in zijn algemeenheid steeds minder vrijblijvend worden. “Het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn, dat vergaande gevolgen heeft voor de bollensector, is daar een sprekend voorbeeld van. We moeten als sector aan de bak om de gestelde doelen te behalen en tegelijkertijd aangeven wanneer doelen niet haalbaar zijn.”
Ook watertoezichtmedewerker Bert van den Bosch van Waterschap Zuiderzeeland ziet dat er opgaven zijn als het om waterkwaliteit gaat. “Flevoland heeft veel land- en tuinbouw en dus emissies van gewasbeschermingsmiddelen. Ook nutriënten, en dan met name stikstof, zorgen voor knelpunten. Daarnaast zijn er natuurlijk nog veel meer stoffen die we in het oppervlaktewater aantreffen, niet-agrarische emissies. Zo is het waterschap de laatste jaren heel actief om medicijnresten en microplastics in het water terug te dringen.”