Het gebruik van bloemenslingers is ontstaan in 1600 v.Chr. en nam in 300 v.Chr. de vorm aan zoals we nu de guirlande kennen. Daarna komt de guirlande in vrijwel elke periode van de westerse beschaving voor. De eerste vormen van de guirlande kwamen voor bij de Egyptenaren. Deze Egyptische vormen zijn platter dan de vorm die de guirlande tegenwoordig heeft. In tijden van de Grieken en de Romeinen hebben de plantaardige slingers hun huidige vorm gekregen. Later, in de barok periode, werd de guirlande veelvuldig gebruikt. Er werden ook stenen en houten versies van de plantaardige slingers aangebracht op gevels en in het interieur ter decoratie. De Grieken en de Romeinen deden dit ook al; zij maakten decoratieve beeldhouwwerken en afbeeldingen waarop guirlandes te zien zijn.
Het woord guirlande komt van het Latijnse woord ghirlanda. De basis van dit woord is ghyrus, wat draaiing betekent. Het opdraaien, binden, van een guirlande is een techniek die sinds de klassieke oudheid gebruikelijk is voor het maken van een plantaardige slinger. Niet alleen gebonden slingers noemen we een guirlande; vaak is het de vorm die de naam bepaalt. Een doorhangende slinger die aan twee punten is opgehangen kennen we als guirlande. Een slinger die maar aan één punt hangt en dus naar beneden hangt noemen we een festoen.
De oorsprong van de huidige guirlande komt van het Egyptische boeket. Dit waren bundels van plantaardig materiaal die de Grieken en de Romeinen steeds langer maakten. Door de vorm van de bundels uit te rekken, werden ze flexibeler en op een basis gebonden. Vaak was de basis een lint waarmee de guirlande ook werd opgehangen. Als de uiteinden van een slinger samengebonden werden, had men een flexibele krans.