Alle inspanningen ten spijt, blijft tulpengalmijt voorlopig een gevaarlijke plaag in de teelt en in de handel. Die conclusie is te trekken uit de stand van het onderzoek en de praktijkervaringen met stikstoftechnieken in de bewaring. Er zijn ’veelbelovende middelen’, zo blijkt uit onderzoek van Vertify. Nieuwe middelen zijn nog niet toegelaten en een aantal kwekers aarzelt nog bij investeringen in nieuwe bewaartechnieken.
Onderzoeker Frank Kreuk van Vertity deelde onlangs ’veelbelovende resultaten’ uit het tulpengalmijtonderzoek met kwekers, broeiers en exporteurs. Met experimentele groene middelen, met de nu nog toegelaten middelen Movento en Vertimec Gold en met Flipper is tulpengalmijt volgens Kreuk waarschijnlijk beheersbaar. Tegelijkertijd is duidelijk dat Movento volgend jaar voor het laatst te gebruiken is. „Hoe lang we nog Vertimec hebben is onzeker, we verwachten dat het middel straks ook weg is”, denkt Kreuk. Vertimec Gold is momenteel toegelaten tot 1 april 2026.
De praktijk kampte volgens manager Yorick van Leeuwen van CNB Teeltadvies met een verminderde werking van Movento, door hagel- en waterschade. „Dat kan de kans op tulpengalmijt verhogen.”

Jaarrond infectiebronnen
De kans op besmetting is in huidige teeltsysteem enorm toegenomen, is de stelling van de onderzoekers. Kreuk: „De bollen staan tot maart in de schuur te wachten op broei. Afbroei wordt ook bewaard. Doordat we ook op het zuidelijk halfrond telen, hebben we het hele jaar door bollen in de schuur staan. Er is geen tijd meer om de schuur droog te laten staan en zo is er altijd een infectiebron aanwezig.”
Flipper van Bayer heeft volgens de fabrikant een effect van zo’n 90%, Kreuk zag in de proef 42 tot 59%. Schuimen met het middel gecombineerd met een ruimtebehandeling, kan dat percentage wel verhogen. „Geen 100% en het vereist wat inspanning, maar het levert wel iets op.”
De percentages komen van de beoordeling van de bloemschade aan de in bloei getrokken behandelde bollen uit de proef. Daarbij keek Kreuk naar eigen zeggen krap: „Bij één vlekje beoordelen we de tulp als aangetast.” Het hoogste percentage schone tulpen in een partij bleek 98%. Daarbij ziet Kreuk wel verschillen tussen rassen, die hij nu nog niet kan verklaren.
Contactmiddelen
Na de oogst dit jaar gaat Vertify weer verder. Zo wordt onder meer het effect van louter ruimtebehandelingen en gecombineerd met vroege behandeling bekeken. „Alle nieuwe middelen zijn contactmiddelen, die je bij voorkeur vroeg gebruikt. Dan zitten de mijten nog goeddeels aan de buitenkant van de bol en kun je er dus goed bij.” Om te bepalen of een late besmetting nog in te dammen is, doet Vertify verdere proeven in de ULO- en CATT-cellen van CNB in Bovenkarspel.

Welke experimentele middelen in het onderzoek liggen, kan Kreuk uiteraard niet zeggen. Wel gaat het om middelen ’waarvoor een toelating wordt aangevraagd’ bij een positief onderzoeksresultaat. Dat was een voorwaarde voor Vertify om de middelen in het onderzoek mee te nemen. „We halen mooie resultaten”, zegt Kreuk. „We zien dus dat we zo’n 94 tot 98% tulpengalmijtvrij kunnen houden. Dat zijn veelbelovende resultaten en ik ben dan ook heel hoopvol.”
Veld
Ondertussen doet Wageningen University & Research onderzoek naar de levenswijze van de tulpengalmijt, om zo een antwoord te krijgen op onder meer de vraag waarom een klein percentage overleeft in het veld. Daarom is door WUR oud onderzoek naar de levenscyclus van de tulpengalmijt opgediept en wordt opnieuw naar de stadia en exponentiële reproductiesnelheid van het beestje gekeken. Duidelijk is dat ze zich zeer snel vermeerderen en dat de aantallen steeds verdubbelen.
„De meeste overleven niet in het veld, maar je hebt er maar een paar nodig om in de schuur weer voor een plaag te zorgen”, waarschuwt Joop de Hoog van de WUR-businessunit Glastuinbouw en Bloembollen, waar het onderzoek wordt gedaan. Dat bij rooien 0 tot 10% besmet is, is een aanname op basis van oud onderzoek. „Zijn er mannelijke en vrouwelijke mijten? Is er een overwinteringsfase? We weten het niet. Ook niet of vermeerdering via het blad mogelijk is. We hebben nu bollen geplant om te kijken waar de mijten zitten en we gaan op zoek naar zekerheden. Er lijkt geen relatie tussen de besmettingsgraad na planten en rooien, de grondsoort lijkt ook geen rol te spelen. We hopen erachter te komen wat wel een rol speelt, zodat we een plan voor geïntegreerde bestrijding kunnen maken.”
Parallel wordt gezocht naar detectiemethoden. WUR kan nu op basis van DNA met een PCR-test aantonen dat in een bollenmonster mijten zitten, zelfs als het er maar één is. Ook is daarbij onderscheid te maken tussen dode en levende mijten. „Die test willen we snel ontwikkelen voor teelt en handel”, verzekert De Hoog.
Wat doet de KAVB?
Volgens beleidsmedewerker gewasbeschermingsmiddelen Irma Lucassen van de KAVB wordt vanuit de praktijk vaak gevraagd wat de KAVB doet om aan gereedschap tegen tulpengalmijt te komen. „Toen duidelijk werd dat de tulpengalmijt in opmars was, hebben we alle deskundige onderzoekers, teeltadviseurs en middelenleveranciers bij elkaar geroepen. Eerst is gekeken wat we al weten en naar de hiaten in de kennis. Inmiddels is ook Aad Kraakman (die naar eigen zeggen tulpengalmijt in de zuurstofarme bewaring al jaren onder de duim houdt in Koelhuis WFO; red.) van de partij.”
Ongeacht de uitkomsten van het onderzoek is duidelijk dat er na volgend jaar geen systemisch middel of een middel met nawerking tegen tulpengalmijt meer is. In het onderzoek liggen ook alleen contactmiddelen. „Daarom bekijken we nu of voor Movento een transitievrijstelling haalbaar is, zodat we het kunnen blijven gebruiken tot de nieuwe systeemaanpak in de keten rond is.”
Met de oplopende tulpengalmijtdruk loopt volgens Lucassen ook de druk op het project ’Integrale aanpak tulpengalmijt’ op. „We kijken dus of we nog steeds het juiste doen en we zoeken naar extra geld voor het project. We willen versnellen en optimaliseren. Ondertussen blijft het natuurlijk een groot probleem.”
Navraag van Lucassen onder kwekers leert dat nog maar een handjevol van hen bezig is met gasdichte cellen. De investeringen zijn groot en daarom willen de meesten zeker weten dat Ultra Low Oxygen-bewaring (ULO) of Controlled Atmosphere Temperature Treatment (CATT) werken. Dat is overigens inmiddels aangetoond, maar over het te gebruiken recept in de cel is nog geen consensus. Lucassen: „Er wordt ook naar andere gassen gekeken, maar daarvoor geldt dat er ook een gasdichte cel voor nodig is.”
Nieuwbouw
Een aantal bedrijven, zoals Bot in Andijk en P. Nelis & Zn in Heemstede, is bezig met nieuwbouw en grijpt die gelegenheid aan om gasdichte cellen te laten bouwen. Een van de voorwaarden voor het bouwen of gebruiken van gasdichte cellen voor een ULO- of CATT-behandeling is, volgens Sjaak Dol van bouwbegeleider AgroFocus, een stroomaansluiting met voldoende capaciteit. Vooral als er meerdere gasdichte cellen in gebruik zijn, vraagt dat volume van de aansluiting. Zo heeft een cel van 480 kubieke meter met ruimte voor 200 kisten een stroombehoefte van 44 A, becijfert Dol.

Ook is inmiddels duidelijk dat bestaande cellen vaak wel gasdicht zijn te maken door het afplakken van naden, het dichten van kieren en het afsluiten van luiken. De toegangsdeur tot de cel is daarbij de uitdaging. Met de overheaddeuren die nu meestal praktijk zijn, is de cel niet gasdicht te krijgen. Nieuwe cellen krijgen daarom schuif-, hef- of kanteldeuren en wie een cel gasdicht wil maken, moet meestal ook aan een ander type deur.
Komend seizoen bekijken Dol, Kraakman en technisch directeur André van Dienst van bewaarcellenbouwer Besseling Group of de nu gebruikte behandeling in de cel aanpassing nodig heeft. Kraakman en Van Dienst weten dat 12 uur bewaring bij een zuurstofpercentage van 1% de mijten doodt. Mogelijk is de behandeling ook uit te voeren met een iets hoger percentage. Ook wordt uitgezocht of langere behandeling schade geeft door ethyleenvorming, al ziet Kraakman dat niet in de praktijk.
De publiek-private samenwerking (PPS) ’Integrale aanpak tulpengalmijt’ is in april 2024 gestart. Het onderzoek heeft als doel om meer inzicht te krijgen in geïntegreerde aanpak van tulpengalmijt. Het onderzoek wordt uitgevoerd door WUR business unit Glastuinbouw en Bloembollen te Bleiswijk en Vertify in Zwaagdijk-Oost. Een van de eerste resultaten van het project is het hygiëneprotocol.
Tijdens de afgelopen Vaktentoonstelling in Zwaagdijk-Oost bleek dat kwekers het protocol niet of slechts delen ervan gebruiken. Kanttekening van de praktijk is dat de inrichting van het bedrijf vaak ongeschikt is om het hele protocol op te volgen. Exporteurs zijn doordrongen van de noodzaak schoon te werken, maar ze zagen afgelopen jaar toch besmette partijen binnenkomen. Daardoor is het risico van herbesmetting van partijen die apart of bijvoorbeeld in een ULO-of CATT-cel stonden moeilijk.