Alle komende plantingen komen tot ontwikkeling in een tijd dat het licht al weer sterk is afgenomen met vaak een nog vrij hoge etmaaltemperatuur. Door het wisselende weer schiet de grondtemperatuur alle kanten op. Met de grondtemperatuur worden plantvorm, knopaanlegsnelheid, productie en takkwaliteit bepaald. Het is dus belangrijk om een goede temperatuurstrategie te volgen, en te monitoren of de streefwaarde ook wordt gehaald. Let bij de afstelling van de plantmachine goed op de plantdiepte en de knolafstand tot de koelslangen. Knollen in de buitenrij moeten dichter bij de slang worden geplant dan knollen midden in het bed. De buitenkanten zijn vaak warmer doordat hier meer zonlicht valt. Zorg voor een uniforme plantrij langs de koelslangen. 1 cm verder van de slangen is de grondtemperatuur al snel 1°C hoger. Dit vertraagt de knopaanleg en andere takopbouw. Om een juiste temperatuur te behalen tijdens het koelen is afdekken van de grond een must. Liever een dikkere afdeklaag dan een lagere temperatuur van het koelwater. Temperaturen onder 9°C leiden er vaak toe dat de bovenste haak te diep wordt gezet, waardoor ook minder haken worden aangelegd. Het gevolg is weer een lagere productie.
Voorkom tijdens het planten dat beginnende wortels aan de knol afbreken, want dat leidt tot ongelijke en mindere groei.