Bladluizen zijn een taaie plaag in de glastuinbouw. Ze planten zich snel voort, kunnen ongevoelig worden voor gewasbeschermingsmiddelen, en zelfs voor bepaalde natuurlijke vijanden. Glastuinbouw Nederland deed met adviseur Sjors van den Berg een proef om bladluizen biologisch aan te pakken. Niet door meer natuurlijke vijanden uit te zetten, maar meer prooidieren. En dat werkte.
Bladluizen zijn een zeer ’succesvolle’ plaag, vertelde Gerben Messelink, buitengewoon hoogleraar biologische bestrijding in de glastuinbouw, tijdens het Water- en Plantgezondheids Event op donderdag 10 oktober. Niet voor niets worstelen sommige telers er nog steeds mee. Bladluizen kunnen zich verdedigen door te schoppen naar natuurlijke vijanden of door zich van de plant te laten vallen. Ze zijn vooral levendbarend (ongeslachtelijke voortplanting) en kunnen vleugels vormen om zich te verspreiden bij stress of gebrek aan voedsel. Ze kunnen een symbiose aangaan met bacteriën in hun lichaam, zogeheten endosymbionten, waardoor ze ook resistent kunnen worden tegen bepaalde sluipwespen. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat bladluizen resistent zijn tegen de ene sluipwesp, maar niet tegen de andere. Om ze effectief te bestrijden, is een diversiteit aan natuurlijke vijanden nodig; een weerbaar ecosysteem.
Maar zo’n ecosysteem is lastig op te bouwen in een gewas als chrysant, dat korte teeltrondes kent van tien weken, erkent Messelink. „Maar toch zou ik een mix van natuurlijke vijanden inzetten, met sluipwespen, lieveheersbeestjes, zweefvliegen en gaasvliegen.”